De steungroepaanpak in de praktijk

Je bent hier: Home / Over Cedin / Nieuws en achtergrond / Een prachtige tijdelijke baan

Achtergrond

De steungroepaanpak in de prakijk

De steungroepaanpak is een oplossingsgerichte en effectieve manier om pesten snel te stoppen. Het is een methode die goed werkt, mits het op de juiste manier toegepast wordt. Uitgangspunt van de steungroepaanpak is dat pesten een groepsprobleem is en dat je de groep nodig hebt om dit op te lossen. Hoe kun je de steungroep aanpak effectief inzetten? 

De steungroepaanpak

De steugroepaanpak is ontwikkeld door Sue Young (The special education Needs Support Service, Groot Brittanië, 1998). Uit een tweejarig onderzoek naar de aanpak blijkt het in 80% van de situaties direct succesvol te zijn en in 14% van de gevallen op termijn succesvol.

De verantwoordelijkheid voor het pesten ligt bij leeftijdsgenoten

Het uitgangspunt van de steungroepaanpak is dat pesten een groepsprobleem is en dat je de groep nodig hebt om dit op te lossen. De verantwoordelijkheid voor het oplossen van het pesten wordt bij (een deel van) de leeftijdsgenoten van degene die gepest wordt neergelegd. Door kinderen zelf te betrekken, ze verantwoordelijkheid te geven en naar oplossingen te laten zoeken die bij ze passen, is de kans groter dat zij deze oplossingen uit gaan voeren.

Hoe werkt het in de praktijk?

Door te werken met de steungroepaanpak voer je geprekken met meerdere leerlingen; de leerling die gepest wordt, maar ook met de steungroep die je samenstelt. De persoon die deze gesprekken voert, is getraind in de methodiek van de steungroepaanpak. Dit kan bijvoorbeeld de intern begeleider zijn of de coördinator sociale veiligheid. Je houding tijdens het gesprek is positief, niet veroordelend, toekomstgericht, stimulerend en zo concreet mogelijk.

De werkwijze

Het eerste gesprek voer je met de gepeste leerling. Je bespreekt hoe het kind zich voelt en of het bijvoorbeeld met weinig of geen plezier naar school gaat. Je vraagt naar belevingen en je luistert naar feiten, maar er het is niet nodig om op zoek gaan naar de echte waarheid. Wel geef je erkenning aan de nare gevoelens en het leed. Het is belangrijk dat de je aangeeft geen acties  te ondernemen zonder dat te bespreken met het gepeste kind.

Een steungroep selecteren

Het plan is dat er een ‘steungroep’ gevormd wordt door de gespreksleider. In die steungroep komen kinderen die ervoor kunnen zorgen dat het kind meer plezier en een beter gevoel krijgt. Zorg ervoor dat het groepje zorvuldig geselecteerd wordt. De exacte samenstelling zal gemixt zijn: bijvoorbeeld een sociaal sterk kind, een neutraal kind, twee vriendjes of een kind dat tenminste aardig is voor het gepeste kind, een pester en een meeloper. De groep bestaat maximaal uit 6 tot 8 kinderen.

Het gepeste kind zit zelf niet in de steungroep, maar na het gesprek met de groep stel je het kind meteen op de hoogte van wat er gezegd en afgesproken is. Het is belangrijk om heel concreet te benoemen wat er gedaan en gezegd gaat worden. Het gepeste kind zal commitment moeten geven aan dit proces, daarnaast stel je de ouders van het gepeste kind ook op de hoogte.

Er wordt niet gepraat over pesten

In het steungroepgesprek wordt er niet gepraat over ‘pesten’ en over wat er wel/niet gebeurt kan zijn. Er wordt vooral gesproken over het feit dat het betrokken kind zich niet gelukkig voelt en dat de steungroep eraan bij kan dragen daar wat aan te veranderen. Niemand krijgt de schuld, maar er wordt gekeken naar wat een ieder vanaf nu kan gaan doen.  “Ik heb jullie hulp nodig..”, is altijd een mooi begin van een dergelijk gesprek. In dit gesprek is het dan ook belangrijk de kinderen te stimuleren iets concreets te bedenken om het gepeste kind met meer plezier naar school te laten gaan. De kinderen zullen een positief gevoel moeten krijgen en versterkt worden in hun eigen kracht en verantwoordelijkheidsgevoel. Empathie oproepen is belangrijk. De kinderen komen zelf met voorstellen. Jij helpt hen om dit concreet en persoonlijk te maken: ‘Ik ga….’ etcetera. Je noteert de voornemens van de groep.

Vijf voorbeelden van vragen die je kunt stellen tijdens het eerste steungroepgesprek:

  1. Iedereen heeft wel eens een rot dag gehad. Denk eens terug aan zo’n dag. Hoe voelde dat? (Naam gepeste leerling) heeft vaak rotdagen en voelt zich niet gelukkig
  2. Wat zou je zelf kunnen doen om er voor te zorgen dat (naam gepeste leerling) weer met meer plezier naar school gaat? Begin je zin met ik. Dus, ik ga…
  3. Hoe doe je dat?
  4. Wat zou je zelf fijn vinden in zo’n situatie?
  5. Wat denk je? Als je jouw idee aan iemand wilt vertellen, wat is dan handig om te vertellen? Wat is niet zo handig?

De tweede gespreksronde

Na ongeveer één week vindt er een tweede ronde plaats. Zowel met de gepeste leerling als met de steungroep wordt er gesproken over wat er gelukt is. Ook tijdens deze gesprekken blijft de houding van de gespreksleider positief, aanmoedigend, stimulerend. Steeds weer worden positieve verwachtingen uitgesproken. Er worden complimenten gegeven voor wat er gedaan is en er worden positieve verwachtingen uitgeproken over het vervolg. Afhankelijk van de wensen van de leerlingen èn natuurlijk van de resultaten worden vervolgafspraken gemaakt. De ouders worden ook betrokken door te vragen of zij veranderingen hebben opgemerkt.

Vijf voorbeelden van vragen die je kunt stellen tijdens de evaluatie met de gepeste:

  1. Heb je al iets gemerkt van de denktank?
  2. Heb je het idee dat we al een stapje dichter bij (de gewenste toekomst) zijn?
  3. Welke dingen doe je misschien zelf al die helpen?
  4. Op een schaal van … tot … welke plek/cijfer zou je kiezen?
  5. Wat zou je anders doen om op een hoger cijfer uit te komen?

 

Neem contact op

Heb je vragen over de dienstverlening van Cedin? Stuur ons een bericht en we nemen zo spoedig mogelijk contact met je op.

Start met typen en druk op enter om te zoeken..